Kleipijpen
Toen Columbus en zijn bemanning op zoek waren naar een westelijke route naar Indië, landde hij op 12 oktober 1492 op een van de eilanden van de Bahamas in het Caraibisch gebied. Hij dacht echter dat hij Indië bereikt had en noemde de mensen die hij daar aantrof dan ook indianen. Toen hij zijn reis vervolgde kwam hij, in wat nu de staat Virginia is, in aanraking met indianen die gedroogde tabaksbladeren rookten in handgemaakte houten pijpen. De zeelieden namen deze gewoonte over en op lange zeereizen (met slecht voedsel en brak water) werd de honger stillende werking
Via de zeevaart werd het roken geïntroduceerd in de Europese havensteden. Het roken van een pijp werd al snel door velen nagevolgd en er ontstond een bloeiende pijpnijverheid. De indianen gebruikte houten pijpen , in Europa werd gewerkt met witbakkende klei als grondstof. Vanaf ongeveer 1600 ontstaan er overal pijpmakerijen. In de 17e eeuw waren er nauwelijks pijpenmakers in Vlaanderen en was Vlaanderen sterk afhankelijk van import uit Holland” Na 1750 werd het maken van kleipijpen te duur en verschoof de interesse meer naar snuiftabak en sigaar. Later werd de sigaret een gangbaar genotsmiddel. Het maken van kleipijpen gebeurt nu alleen nog zeer klein schalig en hoofdzakelijk als toeristische attractie. bron |