.Deniers en maille.
Geld in de Middeleeuwen uit de periode rond 12e - 13e eeuw.
In de periode van Boudewijn I werden, in navolging van de Karolingers, enkel "deniers" en "mailles" geslagen : kleine zilveren muntjes van zo'n 0,55 gram met zuiver symbolische tekens zodat de identificatie zeer moeilijk is. Slechts vanaf 1168 (Filips van den Elzas) verschenen deniers met de naam vermelding der graven. In volgende steden werden deze munten geslagen : Aalst, Arras, Broekburg (Bourbourg), Brugge, Diksmuide, Gent, Ieper, Kortrijk, Lille (Rijsel), Nieuwpoort, Tielt. De Obool Een derde type munt, de "obool", verscheen rond 1120, een nog kleiner zilveren muntje van ca. 0,35 gram. De Gros In 1270 werd een grotere zilveren munt geïntroduceerd : de "gros" (uitgesproken naar het Frans : GROO), waarop reeds dieren werden afgebeeld zoals een arend of een leeuw. Nadien werd ook de 'demi-gros' gangbaar. Gros-Tournois In 1302 werden "gros-tournois"'s geslagen op naam van Willem van Juliaco, leider der verdreven Vlaamse troepen, en Jan van Namen, oom van Gwijde van Dampière.